Kijk de ander aan. Proef diens naam. Glimlach. Vertel een verhaal. Beschrijf je verbazing. Benoem het probleem. Koppel je oplossing daaraan. Geef een voorbeeld. Spreek over je passie. Reageer op de lichaamstaal. Maak een vergelijking. Reken het voor. Herhaal je onderscheid. Noem een klant. Roem zijn resultaat. Maak het daarna universeel. Vraag om een vraag. Doe een voorstel. Hou het kort.