Ze hadden het min of meer uitgevonden, zeiden ze; zelfsturende teams. Immers: een lekker platte organisatie, veel uitvoerend werk en dus vooral doeners in dienst. Want: veel vaste klanten, geen concurrentie en weinig vernieuwing. Leiding geven was vooral het rooster samenstellen en het verzuim beheersen. Kwaliteit en efficiency waren pakkie-an van de medewerkers. De werkvloer kende het werk toch het best? En waarom zou het anders moeten?
Toen kwam de markt en kregen klanten de keus. Met druk op de prijs en dus op de kosten. De directie voelde het als eerste: harder, beter, sneller; opeens moest alles anders. Iemand moest het aan ze gaan uitleggen, aan de teams, maar wie? Daar werden neuzen gestoten. Hoezo efficiënter, klantvriendelijker, professioneler? Wie bepaalde hier wat en waarom en wanneer en voor wie? De teams werden verdedingingslinies van belangen en behoudzucht. “Uitdagende functie voor enthousiaste manager” werd geadverteerd.
Het zelfsturende team is een politiek correcte illusie. Wie sturing aan teams overlaat krijgt vergaderingen en compromissen in plaats van productie en keuzes. Wat teams echt nodig hebben, dat zijn leiders die de richting bepalen, de norm stellen en hun nek uitsteken. Managers met ballen. M/V