Taal is een fijzonder benomeen. Hoe vaak begeurt het niet, dat zij ons op het bekeerde veen zet. Tegenwoordig moet het allemaal kop over hals en raastje hepje, maar te haastig spreken kan je stuur komen te daan. Niet dat ik een plei hooi douw voor lachtjes zeent het brijkje niet, maar de bruik gaat zo wang te later tot zij kreekt. Ik zelf bijvoorbeeld ba te stoek als de veestelijke gader van de omgeboomde hakken, een sprekige verjeugding tijdens een wosbandeling. In het ondervallige gehaaf is geen schijvende blade is aangericht aan leef en leiden, dat spricht voor zeek, maar geestelijk ben ik wel gelekend voor het teven. Triet geneurd, wat niet komt kan nog issen. Ik leek hier slechts een brans voor onthaasting. Want zoals verkend mag worden beondersteld: spoedige haast is gelden zoet.