Gelijk is net voorrang. Je kunt het wel hebben, maar dat betekent niks, als je het niet ook krijgt. De ander heeft geen boodschap aan jouw punt, aan je kijk of aan je gelijk. Je blijft achter met lege handen (of met brokken). Daar sta je dan, in je goeie goed en met je goed recht.
Vroeger had ik vaak gelijk en daar was ik trots op. Ik kon het urenlang volhouden, er maar over blijven doorgaan. Om aan het eind van de avond vast te stellen, dat ik het weer niet had hoeven opgeven, mijn gelijk. Het kringetje om me heen was dan wel wat uitgedund en onderweg naar huis was er niet zoveel meer te zeggen. Gelijk is net slechte kauwgum. De mensen zijn er snel op uitgekauwd.
In het verkeer laat ik mezelf tegenwoordig graag voorrang géven. Niets zo aangenaam als het uitnodigende gebaar; dat het mijn beurt, baan of binnenbocht is. En net zo lekker is het om voorrang uit te delen, aan anderen. Toe maar, gaat u maar, doet u maar. Heerlijk gewoon!
Met gelijk zal het wel net zo werken, maar daarmee moet ik nog wat meer oefenen. U heeft nog wat te goed van me.