Het is niks bijzonders, dat wat mensen bijzonder maakt. Vraag ze er maar naar. Het is niet die vrije trap van de voetballer, in de cupfinale, tien minuten voor tijd. Het is niet die megaorder van die verkoper, bij dat topaccount, terwijl het overal crisis is. Het is niet die superscore van een leerling, bij de wiskundeolympiade of die uitverkiezing tot zorgmanager van het jaar. Het zijn stuk voor stuk bijzondere verhalen van bijzondere mensen. Maar het is niet dat wat ze bijzonder maakt.
Bijzondere mensen zelf vinden het vaak niks speciaals. Het is alsof het ze is overkomen, op die plek, op dat moment, met die mensen om zich heen. Het gebeurde gewoon. Wijzer zul je dan ook niet van ze worden, als je maar blijft doorvragen over die speciale gebeurtenis, over dat piekmoment. Om iets van ze te leren moet ze niet vragen naar het bijzondere, maar naar het gewone.
Bijzondere mensen hebben vooral bijzondere gewóónten. Dingen die ze iedere dag doen, zonder uitzondering, gewoon omdat ze weten dat die dingen op de lange termijn voor ze werken. Het zijn vaak typische disciplinedingen, zoals onderzoek, oefening, bewaking en verzorging. Alledaagse dingen die ze zich eigen hebben gemaakt. Eigenlijk niks bijzonders, vinden ze vaak zelf. Om iets te leren van bijzondere mensen moet je ze vragen naar hun gewoonten.