Dat je voor het laatst binnen de lijntjes kleurde, hoe lang is dat geleden? Of dat je boetseerklei kneedde of in linoleum gutste? Hoe ver moet je terug voor een verfdoos? Voor je laatste collage van herfstbladeren of pentekening? Vraag het mij en ik weet het niet meer.
“Ik teken nooit”, hoorde ik mezelf zaterdag opeens zeggen. Het was in de Kunsthal in Rotterdam, bij de expositie van pop-art portretkunstenaar Chuck Close. Een aardige mevrouw nodigde me uit om in het CloseLAB een portret te maken in de stijl van de artiest. “Iets voor kinderen” was mijn reflex en ik was bijna doorgelopen. En zo zat ik een minuut later een zelfportret te schetsen. Een potlood slijpen. De geur van het gummetje. Dat was lang geleden.
Het resultaat was niet onaardig – “Mijn werk hangt in de Kunsthal” – al zal ik niet makkelijk herkend worden. Maar tintelend van energie ging ik naar buiten, overlopend van ideeën voor van alles en nog wat. En dat is nog steeds niet over.
Ik zit soms zoveel in mijn hoofd, dat er weinig uit mijn handen komt. En ik denk dat ik de enige niet ben. De diensteneconomie is vaak wel een erg abstract zootje. Zaterdag heb ik ervaren dat je het kunt omdraaien. Laat gewoon je handen eens wapperen en het wordt vanzelf fris tussen je oren.