Het was in het hol van de Leeuw. En of Cor van der Geest na zijn prikkelende uitspraken nog steeds zo welkom is in het Holland House? De geen-blad-voor-de-mond-coach van de judobond bekritiseerde de Nederlandse mentaliteit als het gaat om topsport. “We zijn een decadent land” zei hij en heel even had hij de aandacht van alle media. “Intrinsieke sporters hebben we niet meer, die helemaal vanuit zichzelf het gaan doen. Onze talenten, ze willen wel, maar ja, maar ja, maar ja…”. Maar gelukkig werd het allemaal snel weggelachen in de biersporttempel.
De timing van Van der Geest was dan ook gedurfd. De prestaties van zijn judo-ers waren we al weer vergeten, dankzij Marianne, Ranomi en Dorian. Hún resultaten en hun weg er naar toe lijken de judocoach regelrecht tegen te spreken. Zeldzaam de taakgerichtheid en toewijding die naar voren kwamen uit de korte interviewtjes met die kampioenen. Zoals de reactie van Kromowidjojo, direct na haar winst op de 100 meter. Studiestof voor iedereen die iets met topsport doet. Maar het is de uitzondering die de regel bevestigt. Van der Geest had gelijk. Hij mist het “heilige moeten”.
Het “heilige moeten” gaat niet over de dag van de grote wedstrijd. Dat heeft iedereen. Bij veel deelnemers spat die motivatie van het scherm. Maar het échte heilige moeten van Marianne en Ranomi is dat van de trainingsdicipline en de onthouding. Elke dag, weken en maanden lang, meters maken. Jarenlang. En telkens weer nee zeggen tegen verleidingen. “Biertje?” “Nee, dank je.” “De boog kan toch niet altijd gespannen zijn?” Jawel, dat kan hij wel.
“Where I excel is ridiculous, sickening workethic”, zegt acteur Will Smith in een fraaie compilatie van uitspraken over motivatie, succes en uitblinken. Er is geen andere, snellere of makkelijkere weg. Dat is waar Van der Geest op doelde. Dat is waarvan we meer nodig hebben in Nederland. En niet alleen in de sport.