Het gaat niet om wat er gebeurt in die workshop. Het maakt niet uit wat je doet in die training. Hoe inspirerend, motiverend of instructief het ook is. Het gaat om wat er gebeurt op de dag er ná. Niets? De week er na ook niets? Dan hoef je ook niet veel meer te verwachten. Training gewonnen, wedstrijd verloren.
Wiens verantwoordelijkheid is het eigenlijk, de verankering? Moet de trainer het zo spectaculair maken dat mensen spontaan hun agenda leegmaken, het over een andere boeg gaan gooien, nieuwe wegen inslaan? Of moet de trainee zelf – met de hectiek van alle dag in het achterhoofd – actie ondernemen zodat die inzichten en geleerde lessen niet verwateren binnen een werkweek? Beiden waar?
Negen van de tien zakelijke trainingen zijn incidenten. Vergelijkbaar met een voetbalteam dat 1x per kwartaal traint, maar wel elke week een wedstrijd heeft. Die trainingen wordt ook nog eens gegeven door een toevallige passant, die nooit bij de wedstrijd aanwezig is. Hoeveel blijft daarvan hangen denk je? Nee, realistisch.
De belangrijkste faalfactor van een training is de vervolgoefening. Hoe toepasselijke en toepasbaar de stof ook is, zonder verlenging van de training in de praktijk heeft het allemaal weinig nut. Trainers moeten de nadruk leggen op de “morning after”, in hun aanpak, hun uitwerking én in hun offerte. Elke training is een beginnetje; het echte werk – ook dat van de trainer – moet daarna nog gebeuren.
En klanten? Die moeten zich afvragen waar ze hun tijd en geld aan willen uitgeven. Aan een trucje of aan een traject.